Als je na een tekenbeet een uitbreidende rode ring of vlek (erythema migrans, afgekort EM) krijgt, is dat het bewijs dat je de ziekte van Lyme hebt. Bij mensen met een donkere huidskleur is het EM moeilijker herkenbaar en kan die lijken op een blauwe plek. Bekijk hier wat voorbeelden van een EM.
Bij een EM is verder onderzoek overbodig en zal direct overgegaan moeten worden tot behandeling met antibiotica. Het EM kan gedurende enkele weken tot maanden zichtbaar blijven en verdwijnt vanzelf, ook zonder behandeling. Dat het EM verdwijnt is géén teken dat de besmetting/ziekte over is!
Het lastige is dat er frequent diverse a-typische vormen van EM voorkomen, waardoor het EM niet altijd herkend of erkend wordt. Verzoek ook om een behandeling als er sprake is van een a-typische EM.
Als de arts twijfelt of er sprake is van een EM, kan een stukje huidweefsel met een PCR test worden onderzocht. Een PCR test is bij huidmanifestaties van de ziekte van Lyme, zoals het EM, een lymfocytoom en ACA (huidatrofie) zeer gevoelig, als de uitslag positief is (de bacterie werd aangetoond) weet je zeker dat je de ziekte van Lyme hebt. Deze optie is echter vrij onbekend en niet algemeen beschikbaar. Een negatieve test kan besmetting niet uitsluiten.
Soms kan direct na de beet een kleine rood vlekje rond de beetwond ontstaan, die zich niet uitbreidt en na enige dagen weer verdwijnt, dit is irritatie van de huid door de beet en is geen symptoom van de ziekte van Lyme. Klik hier voor onze uitgebreide informatie over het EM, en hoe een EM te herkennen.
Erythema migrans (EM) na een tekenbeet, is het bewijs van de ziekte van Lyme,
maar deze treedt slechts bij een gedeelte van de Lyme-patiënten op.
Er bestaan helaas nog geen tests die kort na de beet kunnen aantonen of uitsluiten of je de ziekte van Lyme hebt opgelopen. Je kan wel de teek die jou gebeten heeft laten testen, waarover hieronder meer. Onderzoek naar antistoffen in het bloed kan pas vanaf minimaal 3-8 weken na de beet, omdat je lichaam na een besmetting eerst tijd nodig heeft om voldoende antistoffen aan te maken.
De eerdergenoemde PCR test kan in principe wél in een vroeg stadium van de ziekte gebruikt worden. Voor huidweefsel in het geval van twijfel over een EM, een lymfocytoom of ACA (huidatrofie) en voor gewrichtsvloeistof in het geval van gewrichtsontsteking is dit een gevoelige test, maar vrij onbekend en slechts in een zeer beperkt aantal laboratoria beschikbaar.
In België en Duitsland bestaat de mogelijkheid om de teek – op eigen kosten – te laten onderzoeken op de Borrelia-bacterie (zie ook Wat te doen bij een tekenbeet? en Meer over diverse testen en laboratoria). Helaas doen Nederlandse laboratoria dat sinds Covid niet meer.
Met een positief geteste teek weet je dat je een aanzienlijk risico hebt op de ziekte van Lyme. Dit kan helpen bij de overweging tot preventieve behandeling voor de ziekte van Lyme en later bij eventuele klachten, kan het helpen bij de diagnose.
Desondanks geeft een dergelijke test geen zekerheid:
Als er klachten ontstaan, moet er nagegaan worden of je een tekenbeet hebt gehad of dat je blootgesteld bent aan teken en of er een EM is waargenomen. De diagnose Lyme wordt aannemelijker als andere ziekten kunnen worden uitgesloten. De ziekte van Lyme kan echter diverse symptomen veroorzaken, die ook kunnen passen bij andere ziekten. Wel kan de combinatie van een aantal specifieke klachten de ziekte van Lyme aannemelijk maken. Je leest hier alles over de symptomen.
De betrouwbaarheid van de huidige testen (ELISA en Western Blot) is verre van optimaal. Lees daar meer over in het artikel Waarom is er geen betrouwbare test voor de ziekte van Lyme?
Door gebruik van meerdere tests en testmethodes kun je meer zekerheid krijgen, maar een negatief testresultaat geeft nooit garantie dat je niet besmet bent. In geval van twijfel moeten de symptomen en niet de testuitslag de doorslag geven.
Het is lastiger als iemand geen weet heeft gehad van een tekenbeet en/of als er geen EM is waargenomen. Bij tot 50% van alle Borrelia-besmettingen is er geen EM opgetreden of gezien. In dat geval kunnen er, snel na een beet maar ook jaren erna, klachten optreden. In die situatie is het vele malen lastiger een sluitende diagnose te stellen.
Er bestaan geen testen die absolute duidelijkheid kunnen geven. De standaard bloedtesten voor Lyme hebben diverse fundamentele problemen. Vooral in de eerste weken/maanden na besmetting zijn ze relatief ongevoelig en wordt een meerderheid van de infecties gemist. In latere stadia van de ziekte wordt de gevoeligheid meestal beter, maar dan neemt ook het risico toe dat de behandeling niet meer goed werkt en de ziekte chronisch wordt. Ook in een later stadium kan door diverse redenen de bloedtest ten onrechte een negatief resultaat geven (zie hierna). Ook over de betekenis van een positieve testuitslag is discussie mogelijk.
Directe testen zoals PCR zijn niet afhankelijk van de immuunreactie van de patiënt, maar deze testen hebben vaak weer andere beperkingen. De diagnose van de ziekte van Lyme zou gebaseerd moeten zijn op de ziektegeschiedenis en de symptomen. De resultaten van testen zouden gebruikt moeten worden ter ondersteuning van de diagnose.
De patiëntenbrief uitgegeven door de NHG (Nederlandse Huisartsen Genootschap) is recent bijgesteld. Over bloedonderzoek wordt vermeld: “Bloedonderzoek is meestal niet zinvol, omdat daarmee geen sluitend bewijs geleverd kan worden voor de ziekte van Lyme”.
Niet alleen de Borrelia bacterie hoeft verantwoordelijk te zijn voor de klachten. Teken kunnen ook besmet zijn met andere ziekteverwekkers die andere door teken overdraagbare ziekten kunnen veroorzaken en waarvan de symptomen vaak overlap vertonen met die van de ziekte van Lyme. De onbekendheid van het gelijktijdig met Borreliose bestaan van andere tekenbeetziekten, dan ook wel co-infecties genoemd, is groot.
De meest voorkomende andere tekenbeetziekten zijn: Anaplasmose/Ehrlichiose, Babesiose, Rickettsiose, Bartonellose en de door Mycoplasma’s veroorzaakte ziekten. Lees meer bij andere tekenbeetziekten. Voor de testen op deze ziekten gelden vaak vergelijkbare beperkingen als bij de ziekte van Lyme.
De meest gebruikte testen bij de ziekte van Lyme zoeken op antistoffen tegen de Borrelia bacterie in het bloed van de patiënt. Bij deze tests wordt de bacterie niet rechtstreeks aangetoond. De indirecte testmethode zorgt dat er veel discussie mogelijk is over de precieze betekenis van de testuitslag. Ook cellulaire tests, die gebaseerd zijn op andere delen van het afweersysteem, zijn indirect.
Bij directe testen zoals PCR, kweek en microscopie wordt de bacterie zelf aangetoond en is over de betekenis van een positieve uitslag weinig discussie mogelijk, maar deze testen zijn om diverse redenen minder gangbaar.
Ervaring leert dat de resultaten van verschillende testmethodes elkaar frequent tegenspreken; geen enkele test is onder alle omstandigheden optimaal.
N.B.: namen zoals ELISA of PCR zijn testprincipes die ook voor allerlei andere soorten diagnose (bijvoorbeeld andere infectieziekten) gebruikt worden. Eigenlijk zou daarom gesproken moeten worden van bijvoorbeeld ‘Lyme ELISA’ of ‘Borrelia PCR’ maar die toevoeging wordt meestal weggelaten.
Hieronder worden diverse testen besproken.
De meest gebruikte tests zijn de ELISA (of EIA, ongeveer hetzelfde) en de Westernblot (of immunoblot). In de Nederlandse praktijk wordt de Westernblot voornamelijk uitgevoerd ter controle van een positieve ELISA test (een negatieve ELISA wordt - ten onrechte - niet verder gecontroleerd). De combinatie van ELISA en Westernblot wordt aangeduid als ‘tweestapsprotocol’; dit is in de meeste Westerse landen de officiële manier voor aantonen van de ziekte van Lyme. Bij deze tests zoekt men naar antistoffen tegen de Borrelia bacterie in het bloed van de patient.
De antistoffen verschijnen pas enige tijd na de infectie (eerst IgM, later IgG) en zijn na minimaal 3-8 weken redelijk betrouwbaar te meten; testen kort na infectie heeft dus geen zin. Om allerlei redenen is het mogelijk dat – ook in een later stadium van de ziekte – er ondanks aanwezigheid van Borrelia onvoldoende antilichamen aanwezig of meetbaar zijn. Aanwezigheid van IgM antistoffen tegen Borrelia kan onder bepaalde omstandigheden een aanwijzing zijn voor een recente/actieve infectie.
Anderzijds kunnen de antilichamen (met name IgG) nog jarenlang aanwezig blijven, ook als de patiënt al volledig hersteld is van de ziekte. Op basis van een positieve test kan men dus niet met zekerheid zeggen of de infectie nog aanwezig is en een negatieve test sluit de ziekte niet uit.
Bij de ELISA test wordt de totale hoeveelheid IgM en IgG antistoffen tegen één of enkele kenmerkende Borrelia antigenen gemeten. Wanneer de hoeveelheid boven een bepaalde grenswaarde komt, is de test ‘positief’ (infectie met Borrelia aangetoond); onder die grenswaarde is de test ‘negatief’ (geen infectie aangetoond). Soms wordt bij lage waardes aangegeven ‘dubieus’ of iets dergelijks. De bepaling van de grenswaarde kan per test/lab verschillen en is vaak discutabel. De Borrelia antigenen waarop getest wordt, zijn nooit 100% specifiek voor Borrelia; sommige komen ook bij andere bacteriën voor en ook een reactie met menselijke antigenen kan voorkomen. De test kan daarom in principe ook positief zijn als er géén Borrelia besmetting is (‘fout-positief’). Anderzijds kan de test om allerlei redenen ten onrechte negatief uitvallen (‘fout-negatief’).
Bij de Western blot / immunoblot test wordt een vergelijkbaar principe gebruikt als bij ELISA. In dit geval wordt echter niet de totale hoeveelheid antistoffen gemeten, maar de reactie tegen een aantal (10-20) verschillende Borrelia antigenen wordt zichtbaar gemaakt via banden in een zogenaamde blot. Dit geeft een meer gedifferentieerd beeld wat bij deskundige interpretatie meer informatie kan opleveren dan de ELISA; zo worden in latere stadia van de ziekte soms andere banden in de blot zichtbaar. Wanneer er sprake is van voldoende voor Borrelia specifieke banden wordt de blot als positief beschouwd.
Bij zowel ELISA als Western blot test wordt in veel ‘nieuwere’ testkits (van de laatste 15 jaar) gebruik gemaakt van recombinant antigenen. Dit zijn antigenen die in de natuur niet voorkomen bij Borrelia maar speciaal zijn samengesteld voor gebruik in de diagnostische tests. Het bekendste voorbeeld van zo’n recombinant antigen is het C6 peptide dat gebruikt wordt in o.a. de C6 ELISA test. C6 komt overeen met een klein invariant gedeelte van het hypervariabele Borrelia VlsE oppervlakte eiwit. VlsE komt al in een vroeg stadium van de infectie tot expressie en dit zou een vroegere detectie van Lyme mogelijk maken, volgens sommige studies al 2 weken na infectie. Door gebruik van recombinant antigenen zoals C6 zouden de testkits ook gevoeliger én specifieker worden en de blots makkelijker af te lezen zijn; de werkelijkheid is vaak minder ideaal dan het wordt voorgesteld.
IDSA-onderzoekers en hun aanhangers in Nederland stellen vaak dat één simpele C6 ELISA testkit vergelijkbaar presteert als het tweestaps protocol (wat op zich al geen aanbeveling is …). C6 testkits worden de laatste jaren sterk gepusht maar onderzoeken over de kwaliteit van deze tests zijn vaak tegenstrijdig, met name als het gaat om gebruik buiten de VS waar meer verschillende Borrelia varianten voorkomen. De informatie van officiële ‘Lyme experts’ is vaak sterk gekleurd mede vanwege patent belangen rond C6. Het is duidelijk dat deze experts niet geïnteresseerd zijn in een eerdere en gevoeliger detectie van Borrelia. Hun enige doel is het aantal ‘fout-positieven’ bij de tests zo klein mogelijk te maken (‘niks aan de hand’), met als gevolg talloze fout-negatieve testuitslagen.
Van zowel ELISA als Western blot testen zijn er talloze varianten in omloop, met verschillende eigenschappen. Testresultaten worden soms ook nog door verschillende labs op een andere manier geïnterpreteerd. Patiënt en aanvragend arts krijgen lang niet altijd te horen welke test gebruikt is en wat de exacte uitkomst was (meestal alleen de conclusie, ‘positief’ of ‘negatief’). Ook de labs zelf weten niet altijd hoe hun eigen testen presteren. Dit zorgt er – naast niet te voorkomen technische beperkingen – voor dat de antistoffen testen een ware ‘loterij’ voor de patiënt worden.
Duidelijk is dat de antistoffentests in de eerste maanden na infectie een meerderheid (60-70%) van de infecties missen; maar ook in de latere fase van Lyme komen fout-negatieve uitslagen regelmatig voor. Helaas hebben de ‘deskundigen’ vooral oog voor het risico op fout-positieve testresultaten; bij recente testen is de kans hierop doorgaans vrij klein (1-5%?). Over de exacte interpretatie van de resultaten van een antistoffen test bestaat veel discussie; een negatieve testuitslag bewijst niks en bij een positieve test kan de arts stellen dat er geen bewijs is voor (actieve) infectie. Al met al is het nut van deze testen daarom zeer beperkt.
Enkele mogelijke oorzaken van een foutief negatieve uitslag bij antistoffentesten:
Zie voor meer technische informatie www.borreliose.nl/serologie
PCR (Polymerase Chain Reaction) is een algemene aanduiding voor testen waarbij DNA van de Borrelia bacterie wordt aangetoond in een monster van de patiënt (bijv. huidbiopt, gewrichtsvloeistof, bloed of urine). Door de PCR-reactie wordt een minieme hoeveelheid Borrelia DNA in het monster extreem vermenigvuldigd, waardoor het gedetecteerd kan worden. PCR is een directe test, die in tegenstelling tot de traditionele serologische testen, ook werkt als bijvoorbeeld de afweer van de patiënt niet in orde is en die geen ‘wachttijd’ van weken/maanden heeft vanaf het moment van infectie.
Een positieve PCR-uitslag (de bacterie werd aangetoond) is een ondubbelzinnig bewijs van infectie met Borrelia, mits de testprocedure in alle opzichten in orde is. Fout-positieve resultaten kunnen sporadisch optreden door o.a. een foute keuze van primers of target voor de PCR-reactie, of door verontreiniging in het laboratorium. Dit is helaas niet simpel na te gaan voor de patiënt. PCR is in principe een zeer specifieke en gevoelige test, maar er zijn talloze varianten die ieder zo hun eigen voor- en nadelen hebben en geen van allen zijn degelijk 'bewezen' door gebrek aan onafhankelijk onderzoek.
Een PCR test op een huidbiopt (bij EM, lymfocytoom en ACA) en op gewrichtsvloeistof (bij gewrichtsontsteking) is zeer gevoelig. Bij een PCR test op bloed, urine of lumbaalvocht kan de gevoeligheid een probleem zijn, een negatieve testuitslag zegt dan weinig.
Een nieuwere variant van PCR is PCR-sequencing, waarbij in geval van een positieve uitslag ook nog de exacte code van het gevonden Borrelia DNA bepaald wordt door zogenaamde DNA sequencing. De sequencing maakt de test extra betrouwbaar en kan laten zien om welke Borrelia variant het gaat, wat nuttig kan zijn bij diagnose, prognose en behandeling.
PCR wordt inmiddels gebruikt voor de diagnose van talrijke infectieziekten bij mensen, alleen bij Lyme wordt dit met soms bizarre argumentatie afgeraden… Ook binnen de diergeneeskunde wordt PCR al volop gebruikt, inclusief PCR op bloed of urine voor diagnose van de ziekte van Lyme en diverse andere tekenbeetziekten.
Een cellulaire test is net als de standaard serologische testen een indirecte test die gebaseerd is op de afweerreactie van ons lichaam tegen de Borrelia bacterie. Serologische testen zoals ELISA en Western blot meten de reactie van de humorale afweer (antistoffen) op blootstelling aan Borrelia, terwijl een cellulaire test wordt gebaseerd op de cellulaire afweer, de reactie van bepaalde afweercellen (T-lymfocyten) uit het bloed van de patiënt op blootstelling aan Borrelia antigenen. Deze tests betreffen een ander – maar niet helemaal onafhankelijk – deel van de afweer dan bij de standaard serologie.
Cellulaire tests zouden kunnen aangeven of er sprake is van recente blootstelling van de afweercellen aan Borrelia, d.w.z. een actieve infectie. De test zou in dat geval geschikt zijn voor in de eerste 3-8 weken na besmetting (voordat antistoffen meetbaar kunnen zijn), als aanvullende test in geval van seronegativiteit met verdachte symptomen, om een indicatie te krijgen of bij chronische ziekte sprake is van actieve infectie en om het verloop van een behandeling te volgen.
Er zijn veel verschillende varianten van cellulaire tests met verschillende eigenschappen; deze worden globaal onderverdeeld in LTT- (Lymphocyte Transformation Test) en Elispot-techniek, die op een verschillende manier de cellulaire immuunrespons meten.
Wetenschappelijk onderzoek naar de betrouwbaarheid van verschillende cellulaire tests toont wisselende resultaten. Enkele onderzoeken (veelal door belanghebbenden) laten een hoopvol resultaat zien, zoals voor de in Europa beschikbare LTT-Borrelia (IMD Berlijn), een bepaalde Elispot-test (Arminlabs) en de LTT-MELISA (Invitalab), terwijl andere onderzoeken (veelal onafhankelijk) tonen dat de betrouwbaarheid te wensen overlaat.
Geen enkele cellulaire test is bewezen betrouwbaar en ze worden (buiten onderzoeksverband) alleen aangeboden door commerciële laboratoria en privéklinieken. Hierdoor zullen de testresultaten door medici en verzekeraars doorgaans genegeerd worden en de hoge kosten voor eigen rekening zijn.
Een recent onafhankelijk validatie-onderzoek van de LTT-MELISA (Invitalab) en de op Elispot-techniek gebaseerde Spirofind Revised (niet op de markt) en Lyme iSpot (AID Strassberg) toont dat teveel mensen bij deze tests een onterecht negatieve of onterecht positieve uitslag krijgen.
Deze studie laat wel zien, dat een combinatie van cellulaire tests en antistoffentests de gevoeligheid kan verhogen. De uitslagen kunnen naast elkaar worden gelegd en dienen beoordeeld te worden in de context van de ziektegeschiedenis en de symptomen, aangezien een negatieve of positieve testuitslag alleen, weinig zegt.
Hierbij probeert men de Borrelia bacterie te kweken vanuit een monster van de patiënt (bijv. bloed of weefsel). Als na verloop van tijd bacteriegroei zichtbaar wordt in het kweekmedium, moet via een bevestigingstest aangetoond worden dat het daarbij ook echt om Borrelia gaat. Dit kan door bijvoorbeeld een combinatie van microscopie en immunofluorescentie of door een PCR test. De methode is dus afhankelijk van andere testen en daardoor is eigenlijk moeilijk te zeggen wat de gevoeligheid en specificiteit van de test zijn.
Kweek werd vroeger als de ‘gouden standaard’ voor Lyme diagnose beschouwd, maar in de praktijk heeft de methode vele problemen. Borrelia groeit traag en het kan weken of zelfs maanden duren voordat de bacterie via kweek wordt aangetoond. Sommige Borrelia soorten zijn helemaal niet te kweken, of alleen met aangepaste kweekmethodes (bijv. Borrelia miyamotoi). De methode is arbeidsintensief en dus duur en wordt alleen in bijzondere omstandigheden toegepast. Vanwege de voor kweek benodigde tijdsduur is de methode per definitie alleen geschikt voor patiënten die al lang ziek zijn en waarbij diagnose met andere methodes onbevredigend was.
Deze test meet via antigenen het aantal CD57 lymfocyten, een bepaald soort bloedcellen die helpen om infecties op te ruimen. Met name chronische Lymepatiënten zouden een laag aantal CD57 cellen hebben en bij antibiotica behandeling en herstel van de ziekte zou dit aantal weer omhooggaan, tenminste volgens sommige ILADS-artsen. Ook bij diverse heel andere ziektes kan het aantal CD57 cellen echter verlaagd zijn en er zijn ook chronische Lyme patiënten die wél een normale of zelfs hoge CD57 score hebben. Het is dus niet terecht om de CD57 test een ‘Lyme test’ te noemen. De test heeft beperkte waarde voor Lyme diagnostiek en wordt in Nederland weinig gebruikt.
Een lumbaalpunctie (LP ofwel ruggenprik) is een medische procedure voor het verkrijgen van hersenvocht (lumbaalvocht ofwel liquor cerebrospinalis) dat vervolgens onderzocht kan worden met een passende testmethode. Bij een vermoeden van neuroborreliose kan, naast een bloedonderzoek, ook een lumbaalpunctie worden gedaan.
Het hersenvocht wordt onderzocht op antistoffen tegen de Borrelia bacterie en een verhoogd celgehalte (lymfocytaire pleiocytose). Om een onderscheid te kunnen maken of de gevonden antistoffen in het hersenvocht ontstaan zijn, dan wel door de bloed-hersenbarrière gelekt zijn, wordt een antistoffenindex bepaald. Hierbij wordt het gehalte aan antistoffen in het bloed vergeleken met die van het hersenvocht.
Daarnaast kan het hersenvocht onderzocht worden op een verhoogd eiwitgehalte (albumine) en dit vergeleken worden met het eiwitgehalte in het bloed waaruit de albumine-ratio kan worden berekend. Bij de meeste neuroborreliose-patiënten is de bloed-hersenbarriëre verstoord wat zich uit in een sterk verhoogd eiwit gehalte in het hersenvocht of een verhoogde albumine ratio.
Een opvallende bevinding bij vroege neuroborreliose is een dominante, niet specifiek tegen de Borrelia gerichte, IgM productie in het hersenvocht. Het ontbreken van pleiocytose bij neuroborreliose kan soms voorkomen bij lange ziekteduur of na behandeling met antibiotica.
In principe kan in plaats van een antistoffentest ook een PCR test gebruikt worden (dat zou zelfs beter zijn) maar dit gebeurt nog weinig. Een lumbaalpunctie wordt uitgevoerd door een neuroloog als er symptomen zijn die wijzen op aandoeningen van het zenuwstelsel.
Bij deze tests is de kans groot dat de uitslag negatief is, terwijl iemand wel is geïnfecteerd. Veel neurologen stellen een positieve lumbaalpunctie als voorwaarde voor de diagnose neuroborreliose en dus ook voor behandeling.
Door gebruik van technieken zoals donkerveldverlichting kan een Borrelia spirocheet nét zichtbaar gemaakt worden onder een lichtmicroscoop, al blijft het erg op het randje van de mogelijkheden. Donkerveld microscopie is een erkende diagnosetechniek bij sommige andere spirocheetinfecties, zoals syfilis, leptospirose en relapsing fever (door o.a. Borrelia miyamotoi). Het dient in de derde wereld vaak als primaire methode en bij ons als alternatief in geval van twijfel. Voor diagnose van de ziekte van Lyme wordt gebruik van deze techniek echter afgeraden.
De simpele apparatuur maakt de methode populair bij alternatieve genezers (‘levend bloed analyse’) en bij hobbyisten die daar o.a. op internet over publiceren. Een probleem is dat men vaak allerlei structuren identificeert als ‘Borrelia’ zonder dat daar degelijk bewijs voor is en meestal ook zonder controle (zijn de ‘Borrelia spirocheten’ bijvoorbeeld ook zichtbaar bij gezonde patiënten?). De beperkte resolutie van een lichtmicroscoop en de wisselende verschijningsvorm maken identificatie op het oog ook voor een ervaren laborant zeer moeilijk. Er is dus een aanvullende techniek nodig om te bevestigen dat het om Borrelia gaat; die bevestigingsmethode – bijvoorbeeld via fluorescerende antilichamen tegen Borrelia – is in de praktijk meestal ook niet 100% betrouwbaar.
In het artikel Detectie van borrelia door microscopie werd hierover geschreven door Niek Haak. De methode van de Noorse onderzoekers is vorig jaar nader onderzocht en het lijkt erop dat hun methode niet geschikt is om lymepatiënten aan te wijzen. Een officiële publicatie hierover hebben we nog niet gezien dus we kunnen niet beoordelen hoe degelijk deze ‘contra-expertise’ is.
Hoewel we denken dat deze diagnosetechniek potentieel interessant is, moeten we het voorlopig afraden en dat geldt dus ook voor ‘levend bloed analyse’ bij verdenking op de ziekte van Lyme.
Een bacteriofaag of kortweg faag is een klein virus dat alleen een specifieke bacterie infecteert. Zo heeft elke bacterie één of meer bijbehorende fagen. Bacteriofagen zijn de ‘natuurlijke’ vijanden van bacteriën en komen overal voor waar bacteriën zijn, zoals in je darmen, op je huid en in de natuur. Er zijn fagen die alleen de bacterie binnendringen, en er bestaan fagen die een bacterie kunnen vernietigen. Wil je daar wat meer over weten: www.rivm.nl/bacteriofagen
De gedachte achter de fagentest voor de Borrelia bacterie (Phage Borrelia test) is, dat door in het bloed de fagen te achterhalen, de daaraan gekoppelde bacterie te detecteren is. De test kan gedaan worden op bloed, maar ook op lumbaalvocht, urine en weefsel. De ontwikkelaars claimen dat de test gevoeliger is dan de standaard Borrelia PCR test. De test is alleen bedoeld om een actieve infectie aan te tonen.
Alle ziekmakende Borrelia soorten bevatten minimaal één zogenoemde pro-faag. Dit is een faag die niet als virusdeeltje aanwezig is, maar is geïntegreerd in het erfelijk materiaal van de Borrelia bacterie. In de praktijk is er geen duidelijk onderscheid tussen profaag en faag. De profaag kan door externe omstandigheden of bepaalde medicijnen geactiveerd worden en zich vermenigvuldigen.
Of de fagentest een Borrelia specifieke profaag detecteert is tot nu toe onduidelijk, want er wordt bij de test een PCR test gebruikt om een meer algemeen stukje erfelijk materiaal van bacteriofagen aan te tonen. Om die redenen is zowel ‘specificiteit' (dat het om de Borrelia bacterie gaat en welke) als ‘het aantonen van actieve infectie’ van deze test zeer dubieus. Zie ook deze wetenschappelijke publicatie van 15 maart 2021.
De fagentest is een kostbare, nog weinig gangbare test en verkeert nog in een experimentele fase. Voor de Borrelia bacterie wordt deze test alleen aangeboden door een laboratorium in België en niet vergoed door zorgverzekeraars. De test is niet gevalideerd en er is een reëele kans op fout-positieve resultaten. Meer gedegen wetenschappelijk onderzoek is dus gewenst! We volgen de ontwikkelingen met belangstelling.
Door de tekortschietende gevoeligheid van serologische en cellulaire testen, kan het handig zijn meerdere testuitslagen naast elkaar te leggen, en met je behandelaar te bespreken, die mogelijk een proefbehandeling kan overwegen. De uitkomst kan onterecht negatief zijn. Met name bij indirecte tests hoeft ook een positieve uitslag nog niet te betekenen dat je ziek/besmet bent. Het doen van meerdere en verschillende lymetests bij verschillende ziekenhuizen en laboratoria, en het uitsluiten van andere oorzaken van de klachten, kan de betrouwbaarheid van de diagnose vergroten.
Echter, bij gebruik van laboratoria anders dan van je huisarts of ziekenhuis, zullen resultaten door medici in het reguliere circuit en verzekeraars meestal genegeerd worden en de (vaak hoge) kosten voor eigen rekening komen. We raden aan je altijd eerst te laten testen via je huisarts of ziekenhuis. Vraag dan je arts ook om een Westernblot/Immunoblot uit te laten voeren bij de aanvraag van een ELISA test, en niet alleen - volgens de richtlijn - als bevestigingstest wanneer de ELISA test positief was.
Vraag bij voorkeur de uitslagen in zijn geheel op want soms is de uitslag namelijk wat minder zwart-wit dan je van het lab of de huisarts te horen krijgt. Ziekenhuizen en (huisartsen-)laboratoria kunnen testen van verschillende samenstelling of fabrikanten hebben, met als gevolg andere (of fout-negatieve) uitslagen. Bij een twijfelachtige diagnose zou je om een proefbehandeling kunnen vragen.
Niet de testuitslagen maar de symptomen moeten de doorslag geven om over te gaan tot behandelen. Helaas zien we in de praktijk dat dit nog te weinig gebeurt met tot gevolg dat een mogelijk eenvoudig te behandelen ziekte door het te laat starten van antibioticabehandeling overgaat in een zeer ernstige en zeer moeilijk te behandelen ziekte en kan leiden tot blijvende schade en chronische invaliditeit. Kijk op onze website voor meer informatie over behandelingen.
Er zijn ook mogelijkheden om bij andere laboratoria andere tests te laten doen op de ziekte van Lyme, andere tekenbeetziekten diverse andere opportunistische infecties, of niet-infectiegerelateerde testen zoals voor het microbioom, die meer informatie kunnen geven over de aard van chronische klachten na een tekenbeet.
Dat gaat meestal via een basisarts (met een eigen praktijk) of een kliniek die zich gespecialiseerd zijn in de ziekte van Lyme en heel soms werkt de huisarts met de juiste argumentatie ook mee aan een test bij een ander lab. Soms kan de test zelf aangeschaft worden.
Lees hier meer praktische informatie over diverse testen, hun eigenschappen en binnen- en buitenlandse laboratoria.
Lees meer over testen en testproblematiek in Waarom is er geen betrouwbare test voor de ziekte van Lyme? door Niek Haak.
We hopen van harte dat je (een beetje) geholpen bent met bovenstaande informatie.
Stichting Tekenbeetziekten kan alleen maar bestaan bij gratie van donateurs en de inzet van vrijwilligers. Je zou ons enorm helpen door een kleine gift over te maken middels onderstaande QR code, of door mee te helpen als vrijwilliger. Waarvoor alvast heel erg veel dank!
We hopen van harte dat je (een beetje) geholpen bent met onze informatie. Stichting Tekenbeetziekten is een ongesubsidieerde vrijwilligersorganisatie en deze website kan alleen maar bestaan bij gratie van donateurs. Jij kunt ervoor zorgen dat deze informatie betrouwbaar en up-to-date blijft door een kleine gift over te maken of ons te machtigen eens of tweemaal per jaar een vast bedrag van je bankrekening af te mogen schrijven. Waarvoor alvast veel dank.